In 1988, toen Fiat de eerste generatie Tipo introduceerde, had bij wijze van spreken nog niemand van een SUV gehoord. Was je in de markt voor een compacte middenklasser, dan kocht je een hatchback. Punt. Met de Tipo maakte Fiat toen een frisse start in het segment waar het te lang aan de Ritmo had vastgehouden. Niet alleen het moderne design van de Italiaan maakte indruk, maar ook het enorm ruime interieur (dankzij de relatief grote carrosseriebreedte) en het digitale instrumentarium. De Tipo werd terecht verkozen tot Auto van het Jaar. Dat die bokaal geen garantie is voor verkoopsucces hebben we al vaker gezien in de geschiedenis van de trofee. Achilleshiel bij de Tipo waren de motoren: de 1,6 liter benzineversie vormde geen prettig huwelijk met de katalysator en bij de diesels was de 1.7D te astmatisch en de 1.9TD vanwege het standaard digitale dashboard te duur. Toch was er sprake van een robuust ontwerp dat later ook kon worden gebruikt voor de eigen Tempra, de Lancia Dedra, de tweede generatie Delta van dezelfde dochter en voor de Alfa Romeo 155 (en 145/146).

De tweede generatie Tipo was uit heel ander hout gesneden. Dit in Turkije geproduceerde model zocht heel bewust niet langer de confrontatie met de Volkswagen Golf. In plaats hiervan werd de Tipo in de markt gezet als een budgetaanbieding die het vooral van zijn aantrekkelijke prijs:ruimte verhouding moest hebben. Concurrent Skoda heeft succes met die formule, maar dat komt ook omdat het totaalplaatje (moderne motoren, robuuste afwerking, eersteklas infomedia) klopt. De Tipo kenmerkt zich door verouderde benzinemotoren, een interieurkwaliteit waar niemand vrolijk van wordt en standaard een petieterig 5 inch beeldscherm voor de rijd-informatie. Met als gevolg dat de Fiat in de staart van het ‘C-segment peloton’ belandde. Ook verkooptechnisch: In de eerste 2 maanden van dit jaar trok de Tipo slechts 87 kopers in Nederland (2017: 117). De Volkswagen Golf ging 2.746 keer over de toonbank.

Anno 2018 is de marktsituatie heel anders dan 30 jaar geleden. Dat komt omdat een deel van het autopubliek tegenwoordig voor een SUV kiest. FCA-baas Sergio Marchionne verwacht dat het verkoopaandeel van dit type auto in 2022 gestegen zal zijn tot boven de 40 procent. Dat heeft er toe geleid dat volumefabrikanten in het krimpende hatchback segment elkaar momenteel de tent uit vechten. Zij zien bovendien dat premium labels een steeds grotere taartpunt verorberen met modellen als de A3, 1-serie en A-klasse. In 1988 hadden de volumemerken het rijk nog alleen.

Inmiddels zijn de eerste slachtoffers gevallen. Citroën heeft de productie van de C4 stopgezet zonder een directe opvolger te introduceren. De Nissan Pulsar heeft met de staart tussen de benen het C-segment weer verlaten en Opel kampt met een enorme productie overcapaciteit voor de Astra. Marchionne heeft er een hard hoofd over in dat de situatie zal verbeteren. Dus waarom nog investeren in een segment waar amper nog geld kan worden verdiend? De topman vindt überhaupt dat Fiat zich niet blind moet staren op de Europese markt. In Latijns Amerika is het merk een grote speler en heeft de automarkt een fenomenaal groeipotentieel. Maar in het vergrijzende Europa kwam Fiat in januari niet verder dan 4,7 procent marktaandeel. Dit betekent dat het merk inmiddels is ingehaald door Skoda (4,9 procent).

Marchionne windt er geen doekjes om: de Europese fans van Fiat kunnen zich mentaal beter gaan voorbereiden op het ‘Lancia scenario’. Dat houdt in een sterk teruggesnoeid gamma (in het geval van Lancia alleen de Ypsilon) en geen mondiale verkoopaspiraties meer (in het geval van Lancia alleen Italië). Dit impliceert voor Fiat dat de verkoop van de 500 modellen op de Noord Amerikaanse markt een aflopende zaak is. Aanleiding zijn de teleurstellende afzetresultaten en de bedroevend slechte scores in klanttevredenheid onderzoeken. In Europa zal het Fiat gamma worden teruggebracht tot de 500 modellijn en de Panda. Over een Punto opvolger is het oorverdovend stil. En in plaats van investeren in een opvolger voor de Tipo steekt Marchionne het ontwikkelingsbudget van Fiat Chrysler Automobiles (FCA) liever in Alfa Romeo en Maserati waarmee veel aantrekkelijkere marges gerealiseerd kunnen worden.

Speelt FCA dan niet in op de SUV trend? Zeker wel, maar Marchionne gebruikt hiervoor liever het Jeep-label. Die is specialist op het gebied van dergelijke auto’s en heeft een premium status. Dit betekent dat Jeep veel hogere prijzen kan vragen dan Fiat: zo moet de Renegade in 1,4 liter turbobenzine uitvoering minimaal 28.250 euro opbrengen terwijl de technisch identieke 500X (die in dezelfde fabriek wordt gebouwd) weg mag voor 26.595 euro, continue kortingacties van Fiat niet meegerekend. Terwijl de productiekosten nagenoeg gelijk zijn. Op basis van 100.000 verkopen per jaar betekent dit meer dan 100 miljoen euro extra bedrijfswinst. Logisch dat Marchionne zijn kaarten liever in zet op Jeep. Dit merk groeit dankzij de nieuwe Compass zowel in Nederland als elders in Europa als kool. En de geplande ‘Mini Jeep’ gaat een geheide hit worden.

Fiat, ooit een zeer tot de verbeelding sprekend automerk met modellen als de door prinses Beatrix geliefde 2300S Coupé, de zakenman hit 125 en de Volkswagen schaamrood op de kaken bezorgende 128, wordt zo gestaag minder relevant in Europa. In Nederland bedroeg het marktaandeel op basis van 1.420 verkopen in de eerste 2 maanden van 2018 een schamele 1,5 procent. Daarmee behoort het net als Mitsubishi (1.488 registraties) definitief tot de B categorie. Nog even en Fiat wordt ingehaald door het nichemerk Mini (1.258 verkopen in de eerste 2 maanden van dit jaar). Voor fans van het Italiaanse merk zal dit natuurlijks slikken zijn, maar de door Marchionne gewenste herpositionering zal FCA alleen maar sterker kunnen maken. Voorwaarde is wel dat de renaissance van Alfa Romeo en Maserati duurzaam is. En als Fiat met de voor 2019 geplande nieuwe Panda verkoopaantallen à la de Kia Picanto kan realiseren (2.477 registraties in de eerste 2 maanden van dit jaar), is ook dit merk weer ‘boven Jan’.
Bron: Autointernationaal