Je kunt er niet omheen dat een auto uit een grote hoeveelheid onderdelen bestaat die allemaal aan slijtage en verval onderhevig zijn. Als een auto gebruikt wordt en de jaren vorderen, kun je in theorie op een punt komen dat alle onderdelen een keer vervangen zijn. Is de auto dan een replica van zichzelf geworden of is hij nog origineel?
Ik ben geneigd voor het laatste te kiezen: zo lang alle reparaties gedaan zijn met fabrieksonderdelen of met zo goed mogelijke duplicaten. Voor originaliteit is identiteit een belangrijke sleutel. Als er geen authentieke identiteit is, loopt de auto grote kans als replica gezien te worden. Er is een belangrijke jurisprudentie over ‘identiteit’, met een hoofdrol voor de in liefhebberskringen bekende Bentley Speed Six ‘Old Number One’, waarmee in 1929 en in 1930 de 24 Uren van Le Mans is gewonnen.

Tijdens zijn leven als racewagen is Old Number One diverse malen opnieuw opgebouwd, vooral na een desastreuze crash in 1931, tijdens de Brooklands 500 Miles. In 1933 was er zoveel met de Speed Six gebeurd en aan gerepareerd dat er nagenoeg niets meer over was van de originele auto van 1929. In 1989 is het tot een rechtszaak gekomen over de Old Number One. De toenmalige eigenaar, ene Edward Hubbard, daagde een potentiële koper voor de rechter die van de koop af wilde zien omdat de Bentley in kwestie niet meer Old Number One kon zijn, er was immers zo veel aan vervangen.

De recalcitrante koper werd echter in het ongelijk gesteld, de rechter vonniste dat er een duidelijke, directe lijn leidde van de Bentley van 1929 naar die van 1989, dat er een ‘continuerende historie’ was, en dat de auto daarom in kwestie nog steeds Old Number One was. Alle reparaties en vervangingen hadden namelijk deel uitgemaakt van het normale onderhoud. Dat de frequentie en de ingrijpendheid daarvan bij deze Bentley op een hoog niveau hadden gelegen deed daar niets aan af.

Dat vonnis vind ik heel bruikbaar en veel sympathieker dan een rigide hantering van het begrip ‘origineel’, die ertoe leidt dat je een oude Alfa Romeo Giulia met een gereviseerde motor en nieuwe spatschermen al niet meer origineel mag noemen. Binnen de andere definitie, die met de ‘continuerende historie’ erin, blijft een auto ‘origineel’ als je hem heel zijn leven lang keurig onderhoudt en versleten of beschadigde onderdelen repareert of vervangt. Dat kan overigens tot de paradoxale situatie leiden dat een auto waarvan 100 procent vernieuwd is 100 procent origineel kan zijn.