Fabrikant en importeur zouden tussen 1997 en 2003 de uitvoer belemmerd hebben van nieuwe auto’s uit Nederland naar consumenten in andere lidstaten. De commissie vindt dat een zeer ernstige overtrading van het verbod op mededingingsbeperkende handelspraktijken. In een reactie zegt Peugeot Nederland echter dat alle niet-ingezetene klanten die destijds een auto wilden kopen in Nederland dat ook daadwerkelijk hebben kunnen doen. De bestelde auto is vervolgens aan hen geleverd. Commissaris Neelie Kroes voor concurrentiezaken: "Uit dit besluit blijkt de vastberadenheid van de commissie om (…) ondernemingen ervan te weerhouden de voordelen van de één gemaakte markt aan de consument te onthouden. Dergelijke praktijken in de automobielsector zijn bijzonder schadelijk, omdat de aanschaf van een auto de op één na duurste uitgave is voor het gezinsbudget." Het door de fabrikant via de importeur (een volle dochteronderneming) aan Nederlandse Peugeot-dealers opgelegde verkoopverbod aan consumenten in andere lidstaten speelde van januari 1997 tot september 2003. De strategie was tweeledig. In de eerste plaats was een deel van de vergoeding voor Nederlandse Peugeot-dealers afhankelijk gesteld van de uiteindelijke bestemming van het voertuig. Dat werkte discriminerend voor de verkoop aan buitenlandse consumenten. Met name werden prestatiebonussen geweigerd wanneer dealers auto’s verkochten aan niet-ingezetenen. In de tweede plaats oefende Automobiles Peugeot SA, via Peugeot Nederland NV, rechtstreeks druk uit op dealers die kennelijk een aanzienlijke exportactiviteit hadden ontwikkeld – bijvoorbeeld door te dreigen minder auto’s aan hen te leveren. Bijzondere ernst Peugeot Nederland zegt dat het door de commissie omstreden beloningssysteem bedoeld was om het marktaandeel van Peugeot in Nederland te vergroten. "Het had dus per se niet ten doel om de verkopen aan niet-ingezetenen te beperken." Bij de bepaling van de hoogte van de boete hield de commissie rekening met de bijzondere ernst en de vrij lange duur van de inbreuk die door Automobiles Peugeot SA en haar Nederlandse dochteronderneming was begaan. In Nederland waren de prijzen vóór belastingen over het algemeen aanzienlijk lager dan in andere lidstaten, zoals Duitsland en Frankrijk. De zaak tegen Automobiles Peugeot SA en haar importeur Peugeot Nederland NV begon met onaangekondigde inspecties door commissie-ambtenaren in september 1999 en april 2003. Dat gebeurde naar aanleiding van klagende klanten die in Nederland auto’s wilden kopen tegen lagere prijzen.