Tijdens een interview met Mini-topman Harald Krüger op de Autosalon van Genève blijkt dat de Nederlandse overheid ‘zeer opbouwend’ meedenkt. Krüger schetst vervolgens een verrassend rooskleurig beeld voor de toekomst van de autoproductie in het Limburgse Born. Dat kon volgens welingelichte bronnen binnen enkele jaren naast ‘The home of Mini’ – het Britse Oxford – wel eens de enige andere productielocatie van het merk worden. Waarbij de huidige Oostenrijkse producent van de grotere Mini’s Countryman en Paceman dan ‘iets anders’ gaat bouwen. Ook Krüger sprak afgelopen zomer tijdens een persbijeenkomst al over Born als enige productiesatelliet. Hij wil dat deze keer niet bevestigen, maar onderstreept wel dat VDL Nedcar een cruciale rol speelt in de groeistrategie van Mini.

Precieze productiedoelstellingen wil Krüger niet noemen, maar hij rekent voor hoe we dat in het grote plaatje van het BMW-concern ongeveer moeten inschalen als de ontwikkeling van Mini zich blijft voortzetten. Afgelopen jaar noteerde Mini een record van ruim driehonderdduizend verkopen en de aantallen bij Mini zouden nog flink kunnen groeien naar 330 duizend en met een beetje fantasie zelfs naar nog veel meer. Als lid van BMW’s raad van bestuur – met Mini in zijn portefeuille – trekt hij vergelijkingen met eerdere projecten van BMW in het Amerikaanse Spartanburg en de contractpartner Magna Steyr in Graz. "In Amerika begonnen we met vijftigduizend BMW’s per jaar en dat zijn er nu driehonderdduizend. We starten in Born met vijftienhonderd personeelsleden en één productieshift. Misschien kan dat later naar twee ploegen."

Meer hierover in Automobiel Management nr. 5 van 22 maart.