Afwijking van de norm blijft binnen kaders mogelijk, maar late betaling wordt minder aantrekkelijk. Bovendien geldt voor overheden een vaste kortere termijn van 30 dagen. De neerwaartse druk op betalingstermijnen neemt hierdoor toe, wat de liquiditeit van bedrijven ten goede komt. Dit is ook positief voor ketens en voor de economie.

 

Snellere betaling 

De nieuwe regeling rond betalingstermijnen vloeit voort uit een Europese richtlijn die ook voor andere lidstaten gaat gelden en dus bij export naar deze landen van toepassing is. Waar contractpartners voorheen volledige vrijheid hadden, is voor bedrijven nu in principe een maximale termijn van 60 dagen van toepassing. Indien niets is afgesproken geldt automatisch een termijn van 30 dagen. Een langere betalingstermijn is voor bedrijven nog wel toegestaan, mits de afspraak ‘niet onbillijk’ is en in het contract of de algemene voorwaarden is opgenomen. Dit voert de druk tot betaling binnen redelijke termijn op, wat het liquiditeitsbeslag van bedrijven beperkt.

 

Hogere kosten

Behalve dat de betalingstermijn wordt beperkt, is overschrijding van de overeengekomen betalingstermijn ook duurder dan in het verleden. De leverancier kan direct (zonder aanmaning of ingebrekestelling) de verhoogde wettelijke handelsrente in rekening brengen en standaard aanspraak maken op een bedrag van minimaal € 40 per factuur of meer (bij factuurbedragen boven € 267,-).

Afhankelijk van de vordering kunnen de kosten bij overschrijding dus oplopen. Al met al zullen deze effecten de betalingsmoraal naar verwachting structureel verbeteren. Het feit dat de nieuwe regeling langere betalingstermijnen moeilijker maakt, wil niet zeggen dat het niet meer gebeurt. Zeker bij economische tegenwind kunnen onderlinge machtsverhoudingen dwingen tot een langere termijn. Toch schept de wet een ‘redelijk kader’, waarbij de bewustwording zal toenemen en mogelijk via een cultuurverandering kan bijdragen aan een betere betalingsmoraal.