De belangrijkste aanbevelingen zijn: Een reductie van de uitstoot van fijn stof (roetdeeltjes) voor dieselauto’s van 25 mg/km (Euro 4) naar 5 mg/km. Het gebruik van een roetfilter wordt niet expliciet voorgeschreven, maar zal in de praktijk onmisbaar zijn om deze grens te halen. Een reductie van stikstofoxiden (NOx) voor dieselvoertuigen met twintig procent ten opzichte van Euro 4 (van 250 naar 200 mg/km). Volgens de commissie moet dit technisch mogelijk zijn zonder een nabehandeling van de uitlaatgassen. 25 procent minder uitstoot van koolwaterstoffen (HC) en van NOx voor benzineauto’s. (HC: 100 mg/km binnen Euro 4, 75 mg/km binnen Euro 5; NOx: 80 mg/km binnen Euro 4, 60 mg/km binnen Euro 5). Er wordt een limiet gesteld aan de roetuitstoot van benzineauto’s met directe injectie die op een mager mengsel (lean bu rn) lopen. Voor overige benzineauto’s is roetuitstoot geen issue. De gegarandeerde werkzame levensduur van emissiereducerende onderdelen zoals katalysatoren en roetfilters gaat omhoog van tachtigduizend naar 160 duizend km. Zware personenauto’s, met name grote SUV’s, vallen qua emissienormen thans nog onder de lichte bedrijfsauto’s. Deze emissie-eisen zijn minder streng. Hier komt een einde aan.