Bij arrest van 13 juli heeft het Europees Hof van Justitie een eerdere uitspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg in de Volkswagen-zaak in grote lijnen bevestigt. In 2001 legde de Europese Commissie voor de tweede maal in korte tijd een zware boete op aan Volkswagen. Bijna 31 miljoen euro moest Volkswagen van de Commissie in de Europese pot stoppen. Volkswagen was het daarmee niet eens en ging in beroep. En met succes want eind 2003 vernietigde het Gerecht de boetebeschikking. De Europese Commissie gooide de handdoek niet in de ring en bracht de zaak aan bij het Hof. Dat corrigeerde het Gerecht op enkele punten maar de conclusie bleef wel het zelfde. Het Hof stelde de Commissie ook in het ongelijk en dat is nu definitief. Het Hof van Justitie heeft namelijk het laatste woord. In deze zaak draaide het om de aanmoediging van Volkswagen richting zijn dealers om geen of weinig korting te geven op nieuwe Passats. De crux van deze zaak is of er sprake was van een ‘overeenkomst’ tussen Volkswagen en zijn dealers of slechts van een (zuiver) eenzijdige maatregel van Volkswagen. De Europese rechters waren in deze zaak dus van mening dat er geen sprake was van een overeenkomst en vernietigde daarom de boetebeschikking. Het is een ingewikkelde kwestie. Caspar Rutten zal in een van de komende nummers van AM nader ingaan op deze zaak en op de conclusies die daaruit getrokken kunnen worden. Deze zaak moet overigens niet verward worden met de boete van 102 miljoen euro die in 1998 aan Volkswagen werd opgelegd. In die zaak was het hoger beroep het de autofabrikant minder succesvol. Toen werd de boete met slechts 12 miljoen verlaagd tot 90 miljoen euro.