"Om op de sterk groeiende Braziliaanse truckmarkt een kans te maken, moet je ter plaatse produceren", legt DAF’s woordvoerder Rob Appels uit. "Anders kun je niet profiteren van de fiscale voordelen die dat biedt; met geïmporteerde vrachtauto’s zou een merk zichzelf simpelweg uit de markt prijzen." Appels bestrijdt dat de Braziliaanse wetgeving eist dat minimaal zestig procent van de onderdelen lokaal moet worden gemaakt. Ook is het volgens hem niet zo dat er lokaal wordt geproduceerd vanwege logistieke voordelen. Het is zelfs de bedoeling dat de motoren vooralsnog rechtstreeks vanuit Eindhoven worden aangeleverd. "Ik sluit het echter niet uit dat er in Eindhoven speciaal voor de Braziliaanse fabriek motoren geproduceerd gaan worden. We zijn hier immers al ingesteld op de strenge Braziliaanse milieuwetgeving, die Euro 5 vereist. Maar het kan ook zijn dat wij de motorenfabriek van ons moederbedrijf Paccar in de VS hiervoor gaan gebruiken. Er is nog geen keuze gemaakt."
De Braziliaanse fabriek wordt kleiner dan die in Eindhoven. Berichten in de media dat er door de eigen ingenieurs ‘koortsachtig’ aan de realisatie van de fabriek wordt gewerkt, spreekt Rob Appels met klem tegen. "Dat zou impliceren dat we het op een paniekerige manier aanpakken. Daarvan is natuurlijk geen sprake." Informatie over de locatie en de productiecapaciteit van de fabriek wil hij nog niet prijsgeven. De productie bij DAF Trucks als geheel is gestegen van circa 22 duizend stuks in 2009 naar 31.726 in  het afgelopen jaar. Dit is positief nieuws, al mag niet worden vergeten dat de productie in 2008 nog een record bereikte van 65 duizend eenheden. Dagelijks worden er nu door DAF 147 trucks geproduceerd. In februari voert de fabrikant dat op naar 164 per dag. Voor het bedrijf zijn op het moment 4,8 duizend mensen werkzaam, duizend meer dan vorig jaar.