De poging van ondernemer en voormalig Fiat directeur Gian Mario Rossignolo, ging via hoogte en dieptepunten. De voormalige Delphi-fabriek in Livorno, waar auto-onderdelen worden vervaardigd, was reeds eigendom van Rossignolo en werd voor de gelegenheid zelfs grondig verbouwd. Overigens gebeurde dit grotendeels dankzij het nodige overheidsgeld.

Intussen bleef de ontwikkeling van het eerste productiemodel (de Deauville) in volle gang. De grote sprong naar een productieve toekomst, moest vervolgens komen dankzij de overname van de Pininfarina-fabriek in Grugliasco, Turijn en uiteindelijk misschien zelfs de voormalige Fiat-fabriek in Termini Imerese, waar De Tomaso op termijn een compact model zou willen realiseren. De overname van de fabriek in Turijn bleek echter al een brug te ver en wat volgde was een juridische strijd met de lokale overheid over de huur van het gebouw.

De presentatie van de Deauville in Genève in 2011 vormde een van de laatste hoopvolle hoogtepunten, maar daarna kwam alleen nog een jaar vol onzekerheid. De financiële problemen namen met de dag toe en werknemers zaten thuis zonder loon. Enkele pogingen om een overnamekandidaat te vinden in Azië liepen op niets uit. De stad Turijn stelde een ultimatum in verband met de fabriek in Grugliasco, maar alleen een wonder kon De Tomaso nog redden. De oude Gian Mario Rossignolo zou de uitspraak van de rechter gelaten hebben aanvaard. Bekijk rechts van dit artikel de fotogalerij van het laatste model, de Deauville.

Bron: AutoEdizione