Jaguar, Land Rover, Bentley, Rolls-Royce en ook – in kleinere mate – Mini investeren daarom zwaar in hun Britse fabrieken om de vraag naar hun auto’s bij te kunnen houden. In de ook daar kwakkelende economie zorgt dat bovendien voor duizenden nieuwe banen.

Groot-Brittannië kon vorig jaar 1,2 miljoen auto’s exporteren, waarvan ruim 40 procent in de luxe categorie. Omdat het ‘Britse karakter’ van de voertuigen daarbij duidelijk een rol lijkt te spelen, doen de grote fabrikanten er alles aan om de productie op peil te houden. Zo stopt Tata Motors meer dan 3,5 miljard euro in de fabrieken voor haar Britse dochters Jaguar en Land Rover. Alleen al in de laatste twee jaar heeft dat in en rond Birmingham 9.000 nieuwe banen opgeleverd. Bentley, dat deel uitmaakt van de VW groep, schept duizend banen met een investering van 900 miljoen in haar fabriek in Crewe. Doel is de productie daarmee op te voeren van 8.500 naar 15.000 auto’s of meer per jaar. Dit luxe merk wordt nog altijd goed verkocht op de Britse thuismarkt maar haalt toch 80 procent van de omzet uit de rest van de wereld. Rolls-Royce doet het wat meer bescheiden maar helpt toch een honderdtal mensen aan het werk in haar fabriek in Goodwood. Daarnaast investeert eigenaar BMW ook bijna 900 miljoen in haar andere Britse merk Mini dat in drie fabrieken wordt gebouwd.