Dat laatste, het investeringsniveau, is het duidelijkste teken aan de wand. Zo’n anderhalf, twee jaar geleden, vóór het Brexit referendum dus, schreeuwde de auto-organisatie Society of Motor Manufacturers and Traders (SMMT) van de daken dat er miljarden in de Britse autofabrieken werden gepompt. Nissan, BMW, Toyota, Honda, Jaguar Landrover en General Motors met Opel/Vauxhall, allemaal waren ze bereid de productie flink op te voeren en hun Britse fabrieken ook nieuwe modellen te gunnen. Dat leidde er toe dat er in 2015 alles bij elkaar 2,5 miljard pond of vandaag de dag drie miljard euro in de autofabricage werd gepompt, wat tegelijk duizenden nieuwe banen opleverde.

Maar vorig jaar, nadat in juni het noodlottige Brexit-besluit was gevallen, daalden die investeringen opeens al naar 1,66 miljard pond. In de eerste helft van 2017 was de klap nog harder met alles bij elkaar niet meer dan 322 miljoen pond of 370 miljoen euro aan vernieuwingen en uitbreidingen. Als de trend de tweede jaarhelft doorgaat, dan komen de investeringen op nog niet een kwart van twee jaar geleden uit. Nissan stopt nog wel aardig wat geld in haar vestiging in Sunderland, de grootste autofabriek van het land, na vage beloften van premier Theresa May over compensatie van eventuele Brexit-schade en ook Jaguar Landrover staat voorlopig nog wel achter haar Britse vestigingen maar elders wordt toch duidelijk op de rem getrapt. De grote autofabrikanten willen eerst eens weten hoe de pas begonnen onderhandelingen over Brexit aflopen en vooral of de vrije markt tussen Groot-Brittannië en de rest van de Europese Unie kan blijven bestaan. Dat is niet alleen nodig om in Britse fabrieken gebouwde auto’s naar de EU te verhandelen – of omgekeerd – maar ook omdat er voortdurend stromen onderdelen en componenten over en weer gaan.

De afgelopen weken is ook duidelijk geworden dat de autofabrikanten de productie nu al terug draaien. In mei werden er in Britse fabrieken 150.800 nieuwe personenauto’s afgeleverd, dat is bijna tien procent minder dan een jaar eerder. Over de eerste vijf maanden blijft de daling nog beperkt tot net één procent wat betekent dat de klap pas kort geleden is ingezet. De productie voor de binnenlandse markt – met een rechts stuur, dus altijd herkenbaar – zakte zelfs met 13 procent in maar ook het aantal voor de export bestemde auto’s was negen procent kleiner. De SMMT denkt dat de meeste fabrieken even trager draaien om klaar gemaakt te worden voor nieuwe modellen. Dat optimisme over de Britse auto-industrie wordt echter lang niet meer overal gedeeld.