Dat meldt de Vereniging Zakelijke Rijders, op grond van een zaak die ze in 2013 aanspande bij gebrek aan heldere jurisprudentie over voortijdig inleveren van de auto bij uitdiensttreding. De zaak betrof de afkoopsom van 6500 euro die een lid van de VZR destijds moest betalen bij inleveren van een geleaste Peugeot 107. Samen met de betrokken familie heeft VZR de zaak gevoerd tot in hoger beroep waar op 16 februari 2016 door het hof uitspraak gedaan is. 

VZR heeft voor het berekenen van de daadwerkelijke schade door het voortijdig inleveren haar vaste expert ingeschakeld, Roel Hindriks van LeaseConsult. Het ingebrachte rapport, met een berekende echte schade van 2.400 euro is door het hof onbetwist overgenomen. In de eerdere uitspraak van de rechtbank bleek al dat bij een getekende overeenkomst een afkoopsom wel rechtsgeldig is, maar dat de btw over de afkoopsom niet doorbelast mag worden aan de werknemer. In hoger beroep wordt nu paal en perk gesteld aan de hoogte van de afkoopsom. Deze mag hoogstens de daadwerkelijke schade bedragen. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk richting de leasemaatschappij om dit uit te onderhandelen en dit onderbouwd aan te tonen.

Voorzitter Jan van Delft spreekt van "een klinkende overwinning voor alle berijders in Nederland. Niet alle kosten kunnen zonder meer afgewenteld worden op de werknemer. Dit is een grote en mooie stap in de goede richting."