Per 1 juni zijn er bijna 4.400 openbare laadpunten en nog eens 3.700 semi-publieke laadpunten. Die moeten het elektrisch wagenpark van zo’n 37.000 auto’s voeden. Er is dus één laadpunt per 4,5 auto’s. De groeiende laadpaalschaarste valt overigens wel mee, want er zijn naar schatting zo’n twintigduizend privélaadpunten bij woningen en bedrijven. Dat betekent dat er pakweg 2,5 auto’s (elektrisch en plug-in hybride) per laadpunt zijn.
Laadpunten zijn schaars. En laden is sinds 1 juni duurder geworden. Simpel gezegd: er geldt voortaan een soort starttarief als vergoeding voor gebruik van de laadpaal plus natuurlijk een tarief voor de elektriciteit. Voorheen betaalde de rijder alleen de stroom. De kosten kunnen weer variëren per abonnement, dus duidelijker is het in elk geval niet.
Wie 5 kWh laadt kan een factuur krijgen met bijvoorbeeld 61 cent startkosten plus 5 x 35 cent per kWh. Dat is een bedrag van 2,36 euro voor een elektrisch ritje van 30-35 kilometer. Nog steeds  7 tot 8 cent per kilometer aan stroom. Maar thuisladen kost 22 center per kWh en dan kost een kilometer elektrisch rijden 3,1 tot 3,5 cent. Daarmee is openbaar laden ruim twee maal duurder dan thuis laden. En dan kraakt de business case voor elektrisch rijden in zijn voegen.
Het nieuw geïntroduceerde starttarief is bedoeld om de laadpaal (mede) te financieren. Overigens kondigt EVnetNL (de opvolger van Stichting e-laad) aan de prijzen per half jaar aan te passen. En die gaan wellicht verder omhoog, want de huidige 45 duizend transacties per maand voor de drieduizend laadpunten in beheer leveren negen euro per laadpaal per maand op. Het vergt geen bijzondere rekenkracht om in te zien dat de business case voor openbare laadpunten nog niet helemaal rond is met 61 cent starttarief.

Bron: Zerauto.nl