Regenpakken voor fietsende werknemers, uitbreiding van de fietsenstalling op station Vathorst met zo’n vijftig rekken, betere verlichting op fietspaden, een betere fietsverbinding naar kantoor en extra buslijnen of haltes op bedrijventerreinen. Het is een willekeurige greep uit de lijst maatregelen die bedrijven opperen tijdens de maandelijkse sessies van de twee mobiliteitsplatforms, zegt voorzitter Wim Pot van de koepelorganisatie mobiliteitsmanagement in het AD. Als directeur van het gelijknamige bedrijf in verhuizingen en logistiek kent Pot de problemen van mobiliteit haast als geen ander. ‘Ons bedrijf wordt direct keihard getroffen, als we ons vervoer niet superefficiënt regelen.’ Het managen ofwel terugbrengen van de automobiliteit gaat in Amersfoort ‘als een speer’, schetst Pot. ‘Bedrijven willen heel graag meedoen omdat ze dagelijks worden geconfronteerd met de problemen van vastlopende werknemers in de spits.’ Minister Eurlings zei daarover onlangs in de Tweede Kamer: ‘Het gebeurt nu gewoon, werkgevers gaan er vol in.’
Sinds het mobiliteitsmanagement enkele maanden geleden van start is gegaan, hebben zich al tientallen bedrijven aangesloten. Zij hebben het convenant getekend waarin ze afspreken zeker vijf procent van het spitsverkeer terug te brengen. Het motto is: slim en anders reizen.

Grote bedrijven als Yokogawa, financieel dienstverlener Stater, Ikea, vervoerder Besseling, bouwbedrijf Heilijgers, Rabobank, belastingdienst, KPN, het Meander Medisch Centrum, ingenieursbureau DHV, Arcadis en Akzo Nobel zitten in het mobiliteitspact. Het gaat in totaal om duizenden medewerkers die op weg naar en van hun werk in Amersfoort door fietsenplannen van de werkgever en aantrekkelijke ov-kortingen de auto zoveel mogelijk moeten laten staan.
Een gespecialiseerde afdeling van de provincie, die nauw bij het convenant is betrokken, gaat de aangesloten bedrijven langs om zeer gericht adviezen te geven. Tot op het niveau van de individuele werknemer. Pot: ‘Met de postcode en woonplaats in de hand kan worden bekeken hoe en wanneer die werknemer het best naar zijn werk kan.’