Met de inwerkingtreding van de BTW-margeregeling in 1996 werd aan de bedrijfsmatige koper van een margevoertuig de onderzoeksplicht opgelegd om, middels de zogenaamde inkoopverklaring, schriftelijk vast te leggen dat de verkopende partij (veelal een particulier) geen vooraftrek van BTW over het betreffende voertuig heeft genoten. Voor voertuigen die onder de grens van destijds 500 gulden werden verkocht behoefde geen inkoopverklaring te worden opgesteld. Met de komst van de euro werd dit bedrag omgezet naar € 227.
Er zijn sinds de invoering van de margeregeling zo’n dertien jaar verstreken. Het bedrag van € 227 stond door inflatie niet meer in verhouding tot de huidige prijsstellingen. Als gevolg van het voorgaande is de administratieve last geleidelijk gestegen daar waar de laatste jaren, juist ook door de overheid, gestreefd wordt naar een verlaging van de administratieve last.
Nu het Ministerie het verzoek heeft gehonoreerd, zal de hogere ondergrens zorgen voor minder onderzoeksplicht en dus een daling van de administratieve last. Impliciet ontstaat een reële verlaging van het risico om op "ontbrekend bewijsmateriaal" aangesproken te worden.