Volgens hoogleraar Marieke Martens, die onderzoekt hoe mensen omgaan met nieuwe voertuigtechniek, gaat het om een spannende transitie. Hoe goed een systeem technisch ook ontworpen is, de effectiviteit staat of valt met de manier waarop de mens er mee omgaat. Mens en auto zullen moeten leren samenwerken. Op 11 september spreekt Martens haar inaugurele rede uit aan de Universiteit Twente.

Een Volvo die zelf een parkeerplek zoekt, een nieuwe Mercedes die zelf rijdt en remt en de slimme auto waarmee Google momenteel veel testen uitvoert: de zelfrijdende auto rukt op. In de toekomst rijden auto’s in ‘treintjes’ over de snelweg. De auto stuurt zelf, stemt zijn snelheid af op die van zijn voorganger en reageert op snelheidsveranderingen van voorliggers voordat een bestuurder deze had kunnen waarnemen.

Transitie

Het zal echter nog even duren voor het echt zo ver is volgens Marieke Martens, UT-hoogleraar verkeersgedrag en senior onderzoeker bij TNO. "We zitten middenin een transitie. Eerst deden we alles zelf en was de voertuigtechniek gericht op het geven van informatie. Die rol verschoof via waarschuwende naar ingrijpende systemen tot de systemen van nu die onze rijtaak overnemen."

"Als de bestuurder bepaalde zaken niet meer zelf hoeft te doen, kan dit leiden tot verminderde Situational Awareness. Dit betekent dat iemand niet altijd meer precies weet wat het systeem kan, of wanneer hij zelf nog in moet grijpen. In de toekomst, wanneer auto’s volledig zelfstandig rijden en de bestuurder op de achterbank een boek kan gaan lezen, is dat geen probleem. In de huidige transitie van handmatig naar (deels) automatisch rijden is het echter heel belangrijk om de systemen zo in te zetten dat het er beter en veiliger van wordt."

Aanvullen

"Slimme technologie kan ons enorm helpen door in te grijpen als het onveilig wordt, maar moet wel op de juiste manier worden ingezet om het daadwerkelijk veiliger te kunnen maken", vervolgt Martens. "Mensen passen zich aan aan nieuwe omstandigheden. De techniek verandert, dus ook hoe mensen zich gedragen. Bestuurders zijn snel afgeleid, bijvoorbeeld door hun smartphone. Dan kan technologie worden ingezet om in die gevallen in te grijpen, maar het verleden leert dat als mensen weten dat ze zo’n systeem hebben dat ze dan juist vaker hun smartphone pakken, want het systeem grijpt toch wel in als het gevaarlijk wordt. Mens en techniek moeten elkaar aanvullen, en dat wil zeggen dat we de in ontwikkeling zijnde techniek moeten gaan inzetten in die situaties waarbij de winst onmiddellijk duidelijk is, zonder nadelige gedragseffecten."

Virtual Reality lab

Martens gebruikt in haar onderzoek diverse methoden om het effect van verschillende systemen op de bestuurder te meten. Zo maakt ze op de Universiteit Twente gebruik van het Virtual Reality Lab en de rijsimulator. "We vergelijken daar meerdere ondersteunende systemen met elkaar en kijken naar de ontwerpkant van automated driving."

Bij TNO werkt Martens met haar onderzoeksgroep met een geïnstrumenteerd voertuig, een rijsimulator, video’s en praktijkobservaties waarin van alles aan de mens of aan het menselijk gedrag kan worden gemeten. Naast de interactie tussen de automobilist en de in-voertuigtechnologie is het ook heel belangrijk om te kijken hoe andere mensen (zoals automobilisten, fietsers en voetgangers) reageren op mensen in een (deels) automatisch rijdende auto.

Marieke Martens

Marieke Martens is in januari 2014 benoemd tot hoogleraar Applications of Integrated Driver Assistance (AIDA) binnen de vakgroep Verkeer, Vervoer en Ruimte van de Universiteit Twente. Sinds 2009 was ze universitair hoofddocent in Twente. Haar onderzoek is ondergebracht in instituut CTIT en de faculteit CTW.

Martens heeft een achtergrond in de cognitieve psychologie. Ze voerde haar promotieonderzoek uit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en werkt sinds 1996 voor TNO. Haar onderzoek bij TNO richt zich onder meer op bestuurdersgedrag, verkeersveiligheid, wegontwerp, bestuurderondersteunende systemen en de toestand van bestuurders.