Onder de projectnaam Clap begonnen ze in 1979 aan de ontwikkeling van een smeermiddeladditief dat als functie had het gladmaken van de binnenkant van cilinders. Met name bij oudere motoren zijn de binnenwanden gegroefd en voorzien van haarscheurtjes die een negatief effect hebben op de verbranding, het verbruik en de emissie. Volgens de Russische geleerden zou door toevoeging van uiterst fijne metaaldeeltjes aan de smeerolie de cilinderwand weer glad gemaakt kunnen worden en daardoor de verbranding verbeterd. Het project werd uitgewerkt door de Instituut voor Nanotechnologie dus we praten over deeltjes met een doorsnee van een miljoenste millimeter. Vooral bij oudere verbrandingsmotoren zou het effect aanzienlijk kunnen zijn, de Russische bedenkers rekenden op een brandstofbesparing die zou kunnen oplopen tot tien procent. Probleem was alleen dat het metaal, dat de Russen als additief op het oog hadden, namelijk koper, zink en aluminium, moeilijk tot nanogrootte te vermalen was. In 2002 werd het project overgenomen door wetenschappers van de universiteit van Florence, die het voortzetten met serpentine als te vermalen materiaal. Deze zachte steensoort (chemisch bekend als magnesiumijzersilicaathydroxide) is wel tot nanogrootte te vermalen, zelfs tussen simpele granieten molenstenen. Met een dosering van een halve gram serpentine die om de veertigduizend kilometer aan de motorolie wordt toegevoegd bij kleine snellopende motoren, is het beoogde effect van een flinke brandstofbesparing te bereiken, aldus de wetenschappers van de universiteit van Florence. De bedoeling is dat het goedje in de loop van december op de markt komt.