Lange tijd hebben bedrijven het dalende werkaanbod kunnen compenseren met een lage financieringslast en een relatief goede vermogens- en liquiditeitspositie. Maar de bodem komt volgens de Rabobank in zicht: een steeds grotere groep blijkt het almaar moeilijker te hebben om het hoofd boven water te houden.

Vooral de middenmoot qua schaalgrootte staat voor een keuze. Deze groep is "slecht in staat om een volume-uitval vanuit het gestuurde segment op te vangen." De processen zijn dermate strak georganiseerd, dat herstel- en spuitwerk voor andere opdrachtgevers (zoals industrieel spuiten van meubels en keukens) niet of slechts moeilijk valt in te passen. Tegelijk zijn ze te klein om met landelijk gestuurde prijzen winstgevend te zijn. Bovendien is deze categorie schadeherstelbedrijven groot geworden via overnames, met negatieve gevolgen voor het eigen vermogen. Vraaguitval leidt dan al snel tot financiële problemen. Wat dat betreft zijn volgens de bank kleinere schadeherstellers beter af. Hun focus is gericht op de particuliere en regionale schade, het bedrijfspand is (bijna) volledig afgelost en men is voldoende creatief en flexibel om mindere jaren te kunnen overbruggen.

De Rabobank adviseert de branche om meer samen te werken, teneinde een grotere vuist te maken richting de opdrachtgevers. Bestaande competenties kunnen ook worden aangeboden in andere delen van de markt, zoals kunststofreparatie, spot repair, quick repair, cosmetisch herstel en reconditioning.

 MB162_Rabobank_TU_Schadeherstel.