In totaal werden door Morgan 690 met de hand gebouwde sportwagens verkocht. Met name in Frankrijk en Duitsland kon men de karakteristieke modellen waarderen. Het familiebedrijf Morgan is nog steeds onafhankelijk en ook dat is een prestatie van formaat want landgenoten ging of op de fles, of kwamen in buitenlandse handen. Blijkbaar is het hardnekkig vasthouden aan productiemethoden uit de jaren veertig van de vorige eeuw het beste medicijn tegen bedrijfseconomische rampspoed.

Toch heeft Morgan ook mindere periodes gekend en speelt de factor geluk een niet onbelangrijke rol. In de jaren vijftig werd bedankt voor een fusie met Standard-Triumph, de toenmalige motorenleverancier. Was Morgan hier wel op ingegaan dan was het merk uiteindelijk meegetrokken in de ondergang van British Leyland. Maar alle stormen heeft Morgan tot nu toe zelfstandig kunnen doorstaan. Van een ‘gewoon’ automerk is eigenlijk geen sprake; Morgan is een instituut waar een oude traditie in ere wordt gehouden. En dat leverde vorig jaar toevallig 690 klanten op.

Sinds 1936, toen Morgan toegaf aan nieuwlichterij door ineens vier in plaats van drie wielen onder zijn modellen te monteren, is er eigenlijk niks wezenlijks meer veranderd aan de sportwagens. Ja, er werd gewisseld van motorenleverancier en met de ietwat vulgaire Aeromax betrad het merk nieuw marktterrein, maar het gaat nog steeds om met de hand gebouwde modellen op een deels van hout vervaardigd chassis. Intussen wordt geëxperimenteerd met een hybride versie van de 4/4, Lifecar genaamd, die minder dan honderd gram CO2 per kilometer uitstoot. (autointernationaal.nl)