De drijvende kracht achter die opschoondrang is fijnstof. Die vermaledijde partikels moeten de stad uit, zo roept de lokale politiek, in oprispingen van daadkracht en ongehinderd door de wetenschap dat de auto maar zeer beperkt aansprakelijk is voor het stof in de stad.

De meeste onderzoekers zijn het er over eens dat het personenautovervoer een procent of zeven van het fijnstof aangerekend mag worden. De meeste fijne partikels zijn namelijk al in de stad aanwezig en afkomstig van de industrie of (sfeer)verwarming van woningen. Verreweg de allergrootste boosdoeners zijn open haarden en kachels. Het zo gezellige verbranden van hout veroorzaakt namelijk fors veel fijnstof, met de vuurkorf als absolute topper.

Het weren van bepaalde auto’s zet daarom nauwelijks zoden aan de dijk, en hun motorisering heeft helemaal weinig met de invoer van fijnstof te maken. Zoals gezegd: de meeste partikels bevinden zich reeds in de stad en worden opnieuw in de lucht gebracht door alles dat beweegt en enige mate van werveling veroorzaakt. Dat zijn althans de laatste bevindingen in Duitsland.

Volgens de DEKRA komt maar 6 procent van het fijnstof uit personenauto’s en is het nog maar de vraag of diesels hoofdverantwoordelijk blijven. Moderne diesels stoten namelijk steeds minder fijne deeltjes uit (door partikelfilters) en moderne benzinemotoren steeds meer.

Opvallend is dat remmen en banden meer fijnstof veroorzaken dan motoren. Logisch eigenlijk, want als je remblokken tot op het metaal zijn afgesleten of je banden kaal zijn moet dat stof toch ergens gebleven zijn. Van de fijne partikels die door personenauto’s in de lucht zweven, zou dan ook 84 procent veroorzaakt worden door rem- en bandenslijtage.

Elektrische auto’s vormen daar geen uitzondering op. Ook zij doen stof opwaaien en produceren kleine partikels met hun remmen en banden. Weliswaar verslijten ze door recuperatie iets minder frictiemateriaal, maar daar staat tegenover dat de bandenslijtage door diezelfde recuperatie hoger is. Conclusie: de elektro-auto gaat de stadse buitenlucht niet redden.