Dat zegt voorzitter Ewout Klok van Beta, de belangenvereniging van tankstations, in Het Financieele Dagblad. Van de zomer zaten de tankstations in de klem. De benzineprijs was door de olieprijs van honderdvijftig dollar per vat gestegen naar een bloedstollende 1,60 euro aan de pomp. Maar van die prijsstijging wisten de pomphouders niet te profiteren. Hun marge bestaat uit een vaste opslag van maar een paar cent, niet uit een percentage van de prijs.
Ondertussen daalde wel hun omzet omdat autobezitters minder gingen tanken.

Maar het grootste probleem was de financiering van de inkoop. Pomphouders moesten steeds grotere bedragen betalen bij de levering van hun voorraden. De ondernemer betaalt direct aan de oliemaatschappij, maar ziet zijn geld pas veel later terug als de klanten betalen voor een volle tank. ‘Gemiddeld zit er bij ons tachtigduizend liter voorraad in de grond’, aldus Ewout Klok. ‘Als we daar veertig cent per liter méér voor moeten betalen, dan kost ons dat dertigduizend euro extra. Dat is voor de meeste pomphouders veel geld.’
Nu de prijs van een vat olie is gedaald naar ongeveer vijftig euro, is de inkoop weer voordeliger geworden. Daarnaast trekt ook de omzet aan, omdat de benzineprijs is gedaald naar 1,28 euro. ‘Er wordt niet gehamsterd. Maar we merken wel dat mensen weer gemakkelijker de auto pakken om een boodschap te doen, in plaats van de fiets’, zegt Klok van de belangenvereniging van pomphouders. Ondanks de daling van de benzineprijs blijven de tankstations voorstanders van verlaging van de accijns op brandstof. Klok: ‘Dat is vooral ook in het belang van onze grootste klant, de transportsector. Want die gaan wel last krijgen van de recessie die er aankomt.’