De dochter van sportautofabrikant Porsche in Stuttgart neemt de leiding in het onderzoeksproject e-generation, met de ontwikkelingsafdeling van Volkswagen als adviserend partner. Aan het project, dat steun krijgt van het Duitse ministerie van ontwikkeling en innovatie, nemen ook belangrijke Duitse industriële ondernemingen, universiteiten en onderzoeksinstituten deel. Het doel is het ontwikkelen van componenten die de actieradius en de dagelijkse inzetbaarheid van elektrisch aangedreven voertuigen vergroten en tegelijk een lagere kostprijs opleveren. Voor het project is drie jaar uitgetrokken, zo meldt Porsche Engineering Group. Wolfgang Hatz, die in de raad van bestuur van Porsche verantwoordelijk is voor onderzoek en ontwikkeling: "Het project e-generation zal ongetwijfeld via innovatieve technologie een sterke impuls geven aan de elektrische mobiliteit. Met de partners uit de Duitse auto- en toeleveringsindustrie en uit de wetenschap hebben we alle kennis voorhanden om dat doel zo snel als technisch mogelijk is, te bereiken." Het project krijgt steun van het ministerie van ontwikkeling en innovatie met 39 miljoen euro beschikbaar. De helft daarvan komt van het ministerie, de rest wordt door de deelnemende partners ingebracht.
De focus in het onderzoek ligt op de ontwikkeling van een nieuwe generatie componenten voor elektrische voertuigen. Die componenten moeten door de gezamenlijk toepassing de efficiency in belangrijke mate verbeteren en bijdragen aan een lager voertuiggewicht. Ook wordt bekeken welk kostenvoordeel er zit in het delen van componenten voor verschillende merken en modellen. Het onderzoek bestrijkt dus een breed aandachtsveld. In zeven deelprojecten wordt over alle aspecten het hoofd gebogen. De partners in het project zijn: Porsche Engineering Group GmbH, Dr. Ing. h.c. F. Porsche AG, Volkswagen AG, Robert Bosch GmbH, Behr GmbH & Co. KG, ZF Friedrichshafen AG, Infineon Technologies AG, ascs, Fraunhofer LBF, Universiteit van Ulm, het Duitse onderzoeksinstituut voor motorvoertuigen en motoren, de TU van Dresden, het Karlsruher instituut voor technologie, RWTH Aken en de TU van Braunschweig.
