Volgens het rechtscollege veronderstelt de noodzaak van een reorganisatie een ‘aanzienlijke wijziging’. Die wijziging moet zowel op materieel als op geografisch vlak van de distributiestructuren van de leverancier (lees:autofabrikant of –importeur) plaatsvinden. De wijzigingen moeten volgens het Hof op ‘een geloofwaardige manier worden gerechtvaardigd door motieven inzake economische efficiëntie die zijn gebaseerd op objectieve omstandigheden binnen of buiten de onderneming van de leverancier, die wanneer het distributienetwerk niet snel wordt gereorganiseerd zouden kunnen afdoen aan de doeltreffendheid van de bestaande structuren van dit net, rekening houdend met het door concurrentie gekenmerkt klimaat waarin deze leverancier actief is.’ De eventuele nadelige gevolgen als een fabrikant met een termijn van twee jaar zou moeten opzeggen, zijn daarbij volgens het Hof relevant. Als de dealer betwist dat er sprake is van reorganisatie moet de importeur dat aantonen. Hoewel deze uitspraak een beëindiging wegens reorganisatie onder de oude verordening betreft, is hij ook voor beëindigingen (wegens reorganisatie) onder Monti van belang. Advocaat Caspar Rutten zal binnenkort nader op deze uitspraak ingaan in Automobiel Management.