Volgens de bond wijkt de geadverteerde verkoopprijs sterk af van de uiteindelijke kosten. Ze baseert zich op eigen onderzoek bij 52 autobedrijven naar de prijzen van vijf eerder geteste stadsauto’s. Gemiddeld moest 479 euro meer betaald worden dan de geadverteerde prijs. Ook constateerde de ANWB dat de goedkoopste uitvoering soms niet leverbaar was. Verder zou vaak onvoldoende duidelijk zijn wat de kostenpost ‘rijklaar maken’ inhoudt en de prijzen per dealer van hetzelfde merk soms verschillen. De ANWB vindt dat het rijklaar maken, de verwijderingsbijdrage, een volle tank en leges voor het overschrijven van het kenteken onvermijdelijke kosten zijn. Ze moeten volgens de bond worden meegenomen in de totaalprijs in de advertenties. Met Bovag en RAI wil de ANWB daarom overleggen hoe de branche duidelijker prijzen kan communiceren, “om onaangename verrassingen in de showroom te vermijden.” De bond bepleit een gedragscode zoals in de reisbranche is ontwikkeld. Bovag-woordvoerder Mark van Dansik stelt dat iedere branche en productsegment zo zijn eigen verkooprituelen heeft. “Welke dat zijn in de autobranche weet de consument heus wel. Hij is niet op zijn achterhoofd gevallen.” Van Dansik bestrijdt dat autokopers voor onaangename verrassingen komen te staan. In de showroom komen immers alle kosten op tafel. Dat bepaalde elementen buiten de aanschaf van de auto blijven, vindt de woordvoerder logisch. “Je wilt toch niet ook nog BPM betalen over een volle tank brandstof, vloermatten of de transportkosten?” Voor autobedrijven zijn de gewraakte extra kosten en prijsverschillen mede een instrument om zich te onderscheiden, stelt Van Dansik. De vergelijking met de reisbranche gaat volgens hem mank: de verhouding tussen de vliegticketprijs en de bijkomende kosten (zoals luchthavenbelasting) is een totaal andere dan de relatie auto/rijklaar maken.