De meerderheid in de raad steunde het voorstel van het college van burgemeester en wethouders om op het terrein vijfhonderd woning te bouwen, waarvan tweehonderd in de sociale sector. De sluiting van de Veemarkthallen betekent ook dat er een einde komt aan de wekelijkse automarkt, die sterk bijdraagt aan de anderhalf miljoen euro die de stad jaarlijks aan het complex verdient. Waar de automarkt naartoe gaat is nog onbekend.

 

Ook is nog onduidelijk waar allerlei vlooienmarkten, beurzen als de oldtimerbeurs Vehikel en tal van andere activiteiten op het terrein onderdak moeten vinden. Het college beloofde de raad zijn uiterste best te doen om een oplossing voor deze problemen te vinden.

De coalitiepartijen die de sluiting steunen, hechten allemaal sterk aan de bouw van de tweehonderd sociale woningen in het relatief welvarende Utrecht-Oost. Ook menen ze dat de exploitatie van de Veemarkthallen geen kerntaak van de overheid is.

 

De voltallige oppositie is tegen omdat het haar beter lijkt om de Veemarkt met zijn vijfhonderd directe en indirecte arbeidsplaatsen open te houden en elders een plek te zoeken voor de sociale woningbouw. Ook vindt zij dat het gemeentebestuur zich niet betrouwbaar toont omdat het vorige college nog had besloten de Veemarkt naar Leidsche Rijn te verhuizen. De gebruikers van de markt rekenden daarop, maar het huidige college vond geen geschikte plek.

 

Overigens ligt de nu geplande sluitingsdatum na de volgende gemeenteraadsverkiezingen, waardoor het einde aan vijfhonderd jaar georganiseerde veehandel in Utrecht weer in een ander politiek daglicht kan komen te staan.