Voor bestuurders van personenauto’s is de overstap van diesel of benzine naar elektrisch rijden vrij gemakkelijk te maken. Laden kan gewoonlijk aan huis of in de straat, waarna er een actieradius beschikbaar is die woonwerk gemakkelijk haalbaar maakt en die ook nog wel toereikend is voor de eerste paar afspraken van de dag. Neem een moderne Tesla, Kia of Hyundai en er ligt met een volle accu aan boord gemakkelijk 400 kilometer in het verschiet. De lage bijtelling doet de rest om de overstap te stimuleren. Hoe anders is de situatie bij bestelauto’s, al was het maar omdat het van die fantastische windvangers zijn; wie weleens met een middelgrote of grote bestel-EV een snelwegrit heeft gemaakt, heeft de stroomvoorraad met gezwinde spoed geringer zien worden. Kortom, bouwbedrijven die hun mensen eerst 150 kilometer naar een project laten rijden, zullen niet happig zijn op de overstap van diesel naar elektra, terwijl er allang consensus is bereikt over de elektrische bestelauto als het grote ideaal voor in de stad.

Erik Wijbenga, country manager van fleet- en mobilityspecialist Dragintra, wil zich daar wel over uitspreken. “Fleetmanagers willen soms graag vooroplopen als het om verduurzaming gaat. Ze gaan enthousiast aan de slag, maar lopen dan tegen allerlei onverwachte problemen aan. Dan gaat het om mogelijkheden om bestelauto’s op te laden bij de klant of op een bouwlocatie, de tekortschietende rijbereiken en het simpele feit dat er onvoldoende standaardisering is tussen de bestelauto’s onderling. De bestuurders hebben veel inbreng bij de samenstelling van hun eigen bestelwagen. Het kunnen wel allemaal Volkswagen Crafters zijn, maar die zijn er in oneindig veel variaties, terwijl er binnen bedrijven afdelingen zijn die allemaal hun eigen visie op de inbouw en opbouw kunnen hebben. De vraag is of er voor elk van die versies al een elektrisch alternatief in de markt beschikbaar is. Ook is het gebruikelijk om in servicebussen alle denkbare vervangende onderdelen mee te nemen. Daarvan kun je je afvragen of dat wel strikt noodzakelijk is, want het maakt ze extra zwaar. En gewicht is juist iets wat bij EV’s dubbel telt.”

Pilot nuttig

Elektrisch rijden vereist een nieuwe manier van denken en een nieuwe manier van het gebruikmaken van een bedrijfsauto, en dat geheel moet goed in een organisatie doordringen. Wat helpt is om een pilot te draaien, betoogt Wijbenga. “In plaats van een diesel zomaar te vervangen voor een EV, ga je eerst met elkaar goed nadenken wat je met jouw voertuigen wil en in welke mate een elektrische bestelauto die taken kan overnemen. Dan moet je er niet eentje laten rouleren door de organisatie, maar een aantal EV’s daadwerkelijk inzetten, zodat een organisatie kan zien wat het in de praktijk betekent. Zo kom je erachter op welk vlak deze auto’s goed functioneren en waar ze tekortschieten.” Leasemaatschappijen pakken de taak van adviseur nog niet altijd op; importeurs en dealers doen het schoorvoetend, meent Wijbenga. Maar het is wel van het grootste belang dat bedrijven zich realiseren dat de elektrische bestelauto er definitief gaat komen. Buiten de gebaande paden kijken van het merkenbeleid en optimaal profiteren van bijvoorbeeld overheidssubsidies is belangrijk.

Deze geluiden vallen ook elders te beluisteren. De zeer grote fleetowners, die honderden auto’s in beheer hebben, worden gewoonlijk wel goed bijgepraat door bijvoorbeeld leasemaatschappijen en de auto-importeurs met wie zij zaken doen. Dat is alleen niet vanzelfsprekend voor het MKB, dat bijvoorbeeld met vijf, tien of dertig bestelauto’s rijdt en waar de directeur ook de vloot beheert en zich puur laat adviseren door de account manager van de dealer waar hij of zij de wagens heeft aangeschaft. Ook die moeten zich actief opstellen en nu al meedenken over de besluitvorming rondom het vervoer van de toekomst.

(tekst loop door onder de foto)

Erik Wijbenga, country manager van fleet- en mobilityspecialist Dragintra: “Eerst goed nadenken in welke mate een elektrische bestelauto de taken van een diesel kan overnemen.”

Emissiezones

Voor wagenparkbeheerders komt de toekomst wel heel snel dichtbij als zij zich realiseren dat het verkeer in binnensteden al op korte termijn emissievrij moet zijn. Vanaf 1 januari 2025 moeten dertig tot veertig Nederlandse steden zero-emissie-zones invoeren voor stadslogistiek, zo is afgesproken in het klimaatakkoord. De voorwaarde om dat te mogen doen is dat een stad dit minimaal vier jaar van tevoren aankondigt. Kortom: vanaf dit jaar geldt dit voor de eerste groep steden die naar nul emissie willen gaan. Dit is belangrijk voor wie een leasecontract van minimaal vier jaar aangaat voor een nieuwe bestelauto die geacht wordt om ook in de bedoelde gebieden te gaan rijden. Los hiervan: per 1 januari 2025 moeten nieuw op kenteken te zetten bestel- en vrachtauto’s emissievrij zijn. Verder gelden er overgangsregelingen dat Euro 5-bestelauto’s nog tot en met 2026 de emissiezones mogen binnenrijden en Euro 6-bestelauto’s tot en met 2027. Daarna is de milieuzone definitief verboden gebied, dus ook voor de loodgieter die met zijn bus – niet zelden zijn enige auto – bij een klant voor de deur wil parkeren. Positief is dat de industrie in toenemende mate elektrische bestelauto’s aanbiedt, die alleen nog lang niet allemaal ook een serieuze actieradius hebben. Het is nu nog moeilijk in te schatten of kleine ondernemers tegen 2025 een nieuwe elektrische bestelauto willen en kunnen betalen en of er voldoende aanbod is van gebruikte exemplaren. Zo niet, dan is het – ook voor managers van grote wagenparken – raadzaam om naar alternatieve vervoermiddelen om te kijken, zoals LEVV’s (lichte elektrische vrachtvoertuigen). Dit zou betekenen dat voornoemde loodgieter zijn spullen bijvoorbeeld in een elektrische bakfiets deponeert en daarmee naar zijn klant peddelt. En ja, dat is wel even wennen.

Borst nat

De grote uitdagingen voor fleetmanagers die bestelauto’s beheren zijn daarmee benoemd: de overstap van diesel naar elektrisch en het anticiperen op emissiezones. Dit behelst niet alleen de aanschaf of lease van elektrische bestelauto’s, maar ook een zeer nauwe samenwerking met de afdeling planning, waar voor bestelauto’s (zeker die wel veel kilometers plegen te maken) nieuwe routes moeten worden bedacht, waarbij er tijd moet worden ingeruimd voor het bijladen van de accu’s. Niet zelden zal het besluit vallen om het wagenpark uit te breiden als het van diesel naar EV gaat om aan dezelfde vervoerscapaciteit te komen. En ook dan zijn we er nog niet, want ook het laden zelf verdient aandacht: hoeveel laadpalen zijn er nodig, hoeveel fysieke ruimte moeten we daarvoor reserveren en is er voldoende capaciteit om veel EV’s tegelijkertijd in te pluggen zonder dat binnen de machines stilvallen? Bovendien zullen de bestuurders van de elektrische bestelauto’s beslist profiteren van een training omtrent de omgang met deze voertuigen, die een heel andere rijstijl vereisen dan de dieselbussen die zij gewend zijn. Kortom, de overstap naar een duurzaam bestelautopark is een zeer ingrijpende. Fleetmanagers kunnen de borst natmaken. Maar als het goed is, hebben zij dat al gedaan.

Investeren versus repareren

“Een zeer actueel en groot vraagstuk is tegenwoordig de verzekerbaarheid van een wagenpark”, aldus Erik Wijbenga. “Veel verzekeraars zien hun schadelast tegenwoordig explosief stijgen. Dit heeft te maken met de komst van elektrische auto’s maar ook de toepassing van elektronische hulpmiddelen aan boord, die kostbaar zijn om te repareren, afstellen, programmeren en vervangen. Deze explosieve stijging van de verzekeringspremies zullen moeten worden betaald door de fleetowners, direct bij de verzekeraar of door een verhoging van het leasetarief bij de leasemaatschappij. Verzekeraars stellen klanten daarbij de keuze: zij betalen een premieverhoging die kan oplopen tot 25 procent van de huidige premie, of er dient te worden geïnvesteerd in programma’s waarin het rijgedrag van de chauffeur dagelijks en per rit zal worden geregistreerd.”

Lees ook:
Meer dan 90 procent nieuwe bestelwagens is nog altijd een diesel