Overigens is het niet zo dat dé autosport vanzelfsprekend drugsvrij is, want NASCAR voert geregeld dopingtests uit. Daarmee hebben de regerende bobo’s de coryfee Shane Hmiel drie keer betrapt om hem uiteindelijk levenslangs uit NASCAR te verbannen. Hmiel zou later hebben toegegeven dat het cocaïne en marihuana waren, maar hij zou nooit onder invloed zijn geweest tijdens een race. Hij was ‘gewoon verslaafd’ en niet van plan zijn prestaties ermee te verbeteren.
Waarschijnlijk zijn de prestaties van een autosporter niet of nauwelijks met drugs te verbeteren. Er zijn namelijk geen middeltjes die een coureur sneller maken. Aan anabole steroïden hebben ze niks. Ze kunnen door groeihormonen en dergelijke meer fysieke kracht ontwikkelen, maar wat coureurs in de F1 daarvan nodig hebben, kunnen ze prima bereiken in de sportschool. Bovendien krijg je van zulke middelen meer spiermassa, je wordt dus alleen maar zwaarder. In de F1 is een postuur van een jockey beter dan dat van Anton Geesink.  Amfetaminen dan maar? Volgens mijn bescheiden onderzoek zit ook daar geen tempowinst in. Deze verschuiven de grenzen van pijn en vermoeidheid, en daar heb je wat aan als duursporter, maar niet in de Formule 1. Vettel en Webber hoeven maar negentig minuten te knallen en dan kun ze al weer terug naar hun vriendin en hotelkamer. Amfetaminen brengen de gebruiker bovendien in een staat van euforie en helder denken gaat dan niet meer zo goed. Helemaal fout dus in een sport waar strategieën en snel handelen heel belangrijk zijn.
Bètablokkers, zouden die helpen? Ze maken een mens rustiger, zwakken spanning en stress af. Dat kan handig zijn voor de kwalificatie en voor de start. Nee, want bètablokkers vertragen de reflexen en dat wil je niet. We kunnen dus vaststellen dat de gladiatoren van de F1 niet alleen niks slikken omdat ze zo goudeerlijk zijn, maar ook doordat de hedendaagse doping hen gewoon niets te bieden heeft.