In het laatste nummer meldde Automobiel Management dat de Nederlander Eric Heerema  zijn appeltjesgroene 250 GTO voor 35 miljoen dollar had verkocht aan de Amerikaanse verzamelaar Craig McCaw, een van de oprichters van McCaw Cellular, dat hij in 1993 voor 11,5 miljard dollar aan AT&T van de hand deed. Voor Craig McCaw waren die 35 miljoen kennelijk gewoon een beetje strooigeld. 

Het record is overigens van korte duur geweest, een paar dagen later verkocht Harmut Ibing zijn 250 GTO voor een nog hogere som, dichtbij de 40 miljoen, volgens ingewijden. Waarschijnlijk blijven de 250 GTO’s, waarvan er in het begin van de jaren zestig slechts een stuk of veertig gebouwd zijn, de top vormen – het zijn de Van Goghs onder de automobielen. Toen kon niemand vermoeden dat zo’n afgedankte race-Ferrari vijftig jaar zo’n enorme waarde zou krijgen. Geregeld maak ik mezelf wijs dat er nu ook auto’s moeten zijn waarvan niemand de waarde inziet, maar die over tientallen jaren een fortuin waard zullen zijn. Ik weet helaas niet welke dat zijn. Duidelijk is dat de auto in kleine aantallen gebouwd en uit het topsegment afkomstig moet zijn. Een klinkende competitiehistorie helpt en het is fijn als er ‘Ferrari’ opstaat.

Ik denk dat de 288 GTO een goede gok is: niet zonder belang in de historie, een fijne rijmachine, en nog relatief onontdekt doordat hij zich in de schaduw van de F40 bevindt. Helaas kost die ook al minstens een half miljoen (euro’s). Het instaptarief van de rijen der bofkonten is dus hoog. Laatst had ik het genoegen door de Alpen te knallen in zo’n 288 GTO, terwijl de eigenaar achter me aan scheurde in zijn nieuwe McLaren. Hij had net een half miljoen betaald voor de Ferrari. Ik zat juist blij te zijn met de vreugdevolheid van zijn belegging toen ik een luide ‘beng’ hoorde en werd ingehaald door een achterwiel – van de 288 GTO. Tja, je kunt je investering dus ook zo maar kwijt zijn. Gelukkig liep het goed af allemaal. Het wiel zat er net weer op toen de eigenaar werd gebeld door de man van wie hij een paar weken eerder de 288 GTO had gekocht. Hij had iemand die de Ferrari wilde overnemen, voor een mooie prijs. Of hij interesse had? Nee, dat had hij niet, ondanks het recalcitrante wiel. Het bod? Driekwart miljoen.