Onlangs raakte ik in Grenoble verzeild, met een buitengewoon plezierige DB11 overigens. Die stad heeft ook groene bewindvoerders en afgaande op hun daden, hebben zij de auto de oorlog verklaard. Het was een totale horreur om daar te rijden. Op de wegen was het onafgebroken hordelopen over verkeersdrempels. Letterlijk alle verkeerslichten stonden standaard op rood – ook als er geen ander verkeer te bekennen was – en de wachttijden waren tergend lang. Verkeerslichten die in deze interactieve tijd op rood staan zonder dat andere weggebruikers je pad kruisen, zijn in mijn ogen defect of geprogrammeerd om autoverkeer zoveel mogelijk te sarren. Het Amsterdamse bestuur lijkt ook de kant van de oorlogsverklaring op te willen gaan, afgaande op het verkiezingsprogramma van het regerende Groen Links. Daarin staan ronduit draconische maatregelen, zoals een snelheidslimiet van 30 km/h in de hele stad en een maximum van 50 km/h op de omringende A10. Dat maakt verplaatsingen in en om de stad tot een ondraaglijk langzame processie, met verplichte deelname – het enige alternatief is wegblijven. Dergelijke vergaande beperkingen onthullen een stadsbestuur dat de auto als aartsvijand ziet. Dat hoeft hij niet te zijn.

De auto is nog steeds een prima middel om mensen van A naar B te transporteren; daar is hij voor uitgevonden, dat is zijn hoofdfunctie. Er zijn in de loop der jaren functies bij gekomen. Zo kan een auto ook een bron van (rij)genoegen zijn en een expressie van jezelf, net zoals de kleding die je draagt en de boekencollectie in je kast. Het vervullen van die hoofdfunctie is hier en daar een probleem geworden, vooral in en om de steden. Omdat er te veel auto’s zijn, gaat het van A naar B brengen in grote steden niet meer zo best. De auto functioneert nog wel als vervoer naar een stad toe.

Er zijn groene steden die de auto als zodanig volledig accepteren – naast het openbaar vervoer. In Ljubljana bijvoorbeeld heeft men de auto geaccepteerd als een van de prima middelen om de stad te benaderen. Er zijn deels verborgen parkeergarages gecreëerd van waaruit je de kern binnen kunt gaan met zijn autovrije en -luwe pleinen, straten en parken. Dat is een beleid wat de meeste automobilisten zullen begrijpen en waarvan ze de verrijking zullen inzien. Vanuit een autovijandig beeld ontstaat zo’n stad niet. Dan komt er geen harmonieuze integratie van groen, ruimte en verkeer – en begrip en waardering van autobezitters komen er evenmin. Die laten Amsterdam dan liggen waar het hoort: links.